Zuur-basen

Test je kennnis door je antwoord in te typen en te vergelijken met het juiste antwoord, door te klikken op de vraag.

Een deeltje dat een proton kan afstaan.

Een deeltje dat een proton kan opnemen.

De concentratie protonen isi [H+] is tien tot de macht -pH (dus: [H+] = 10-pH)

pH + pOH = 14

Een deeltje dat een proton kan opnemen.

Daar kun je de pH mee bepalen. Het papier verkleurd rood in een zure omgeving en blauw in een basiche omgeving

[H+] (aq) + [Cl-] (aq)

CH3COOH (aq)

De pOH is gelijk aan de min log van de concentratie hydroxide ionen dus pOH = -log[OH-]

NaOH splitst in Na+ en OH-; OH- is een sterke base (zie tabel 49)

NaOH is een sterke base (zie tabel 49) dus [OH-] = 0,1 M gelijk aan de concentratie NaOH

H+ (aq) + OH-(aq) -> H2O(l)

Sterke base dus [OH-] = 0.1 M en gegeven is pOH = -log [OH-] en pH = 14 - pOH dus pH = 14 + log [0,1] = 14 + (-1) = 13

(Binas 49) 1,8 ∙ 105

(Binas 49) >> 1

(Binas 49) >> 2,1 ∙ 10-4

(Binas 49) >> 5,8 ∙ 10-10

Rechter kolom onder OH-

Rechter kolom tussen H2O en OH-

Rechter kolom boven H2O

Bijvooorbeeld: S2-, CH3H2O-, NH2-, O2-

Linker kolom boven H3O+

Linker kolom onder H3O+

HZ (aq)

H+ (aq) + Z- (aq)

(Binas 49) >>1

(Binas 49) 1,7 ∙ 10-5

Zwavelzuur

H2CO3 (aq), HCO3- (aq), CO22- (aq)

5,6 ∙ 10-10

NH4+ (aq) en NH3 (aq)

NH3 (aq)

NH4+ (aq)

Kb = [NH4+ ][OH-]/[NH3] = 1,8 ∙ 10-5

mol/L

Er geldt: NH3 = 0,1 & Kb= [NH4+ ][OH-]/[NH3] = 1,8 ∙ 10-5 & [NH4+ ]=[OH-] dus [OH-] = wortel(1,8 ∙ 10-5 ∙ 0,1) = 3,8 ∙ 10-3 M

bekend is [OH-] = 3,8 ∙ -3 M en gegeven pOH = -log([OH-)) & pH + pOH = 14 dus pH = 14+(log(3.8 ∙ 10-3) = 12,26

H2O (l) <=> H+ (aq) + OH-(aq)

298K

[H+] = 10-pH dus [H+] = 1 ∙ 10-7 (0,0000001 mol/L)

Salpeterzuur

Zoutzuur

CO2 (g)

Een oplossing van NaOH (s) in water: Na+ (aq) + OH- (aq)

H2SO4

Azijnzuur, CH3COOH, heeft een molecuul massa van 60,053 g/mol. Dus: 6g / (60,053 g/mol) = 0,10 mol. Dat geeft: 0,1mol/ 1L = 0,01 M (Tritratie stap 1)

CH3COO-, H+ en CH3COOH (tritratie stap 2)

De pH = -log[H+] & azijnzuur is een zwakzuur en er geldt het volgende evenwicht: Kz = [CH3COO- ][H+]/[CH3COOH]. Binas 48 geeft kz=1,7 ∙ 10-5. Azijnzuur is een enkelvoudig zuur dus [CH3COO- ] = [H+] stel dit gelijk aan X .Dit geeft: 1,7 ∙ 10-5 = X2 / 0,10. Dat geeft X = √ (1,7 ∙ 10-5 ∙ 0,10) = 1,3 ∙ 10-3. De pH = -log 1,3 ∙ 10-3 = 2,88 (tritratie stap 3)

Binas 52A: pH is lager dan 5,5 dus rood (tritratie stap 4)

De volgende zuur-base reactie: H+ + OH- -> H2 (tritratie stap 5)

Binas 52A: pH is hoger dan 8 dus blauw (tritratie stap 6)

Er geldt: pOH=14 - pH = 5,50. [OH-] = 10-pOH = 10-5,50 = 3,2 ∙ 10-6. (tritratie stap 7)

Door de OH - bij de oplossing te tritreren zal het azijnzuur al zijn protonen kwijt raken, en zullen met OH - tot neutraal water reageren. Tot dat alle protonen van het azijn zuur af zijn, en de OH - concentratie begint op te lopen en de pH 8,50 bereikt. Er zal precies even veel mol OH - nodig zijn als er azijnzuur in de oplossing zat aan het begin. Dus 0,1 mol NaOH en dus 0,1 L van de 1 M NaOH oplossing. De concentratie azijnzuur heb je dus eigenlijk vast gesteld door evenveel NaOH toe te voegen als er azijnzuur in de oplossing zat om de pH boven de 8 te krijgen en een omslag van de indicator te bewerkstellingen (titratie stap 8)

De pH = 8,50 dus [H+] = 3,2 ∙ 10-9 mol/L. Er geldt het volgende evenwicht: Kz = [CH3COO- ][H+]/[CH3COOH]. Dit kun je omschrijven naar [CH3COO- ][H+]= Kz ∙ [CH3COOH] (vergelijking 1). Verder geldt dat totale azijnzuur hoeveelheid blijft gelijk dus 0,1 = [CH3COO- ] + [CH3COOH] en dit geeft 0,1 - [CH3COO- ] = [CH3COOH] (vergelijking 2). Combineren van vergelijking 1 en 2 geeft: CH3COO-][H+] = Kz ∙ (0,1 - [CH3COO-]) wat omgeschreven kan worden tot [CH3COO-] = Kz ∙ 0,1 /([H+]+ Kz). [H+] = 3,2 ∙ 10-9 mol/L en verwaarloosbaar tov de Kz, waaruitv volgt dat: [CH3COO-] = Kz ∙ 0,1 / (0 + Kz) = 0,1 Kz/Kz = 0,1 mol/L